De gestoorde – een kort verhaal van Jaap Kroon

verdriet

Het was herfst. Hij reed die avond samen met zijn maat op de 404. De Indische Buurt en de Oostelijke Eilanden en Kadijken was hun surveillancegebied. Op elk incident waarbij de komst van de sterke arm gewenst was, daar zouden zij op reageren. Buiten was het koud en het regende. De wegen waren verraderlijk glad door de vallende bladeren. In de auto was het behaaglijk warm en ze waren druk in gesprek. Zijn collega ging binnenkort verhuizen. Ze had eindelijk een nieuwe woning gekregen in Amsterdam. Er moest nog wel veel aan haar nieuwe onderkomen gebeuren, maar ze was er helemaal mee in haar nopjes. Ze stond er niet alleen voor. Al haar groepsgenoten zouden helpen. Zo ging dat in die tijd. Had er iemand hulp nodig, dan stond iedereen voor je klaar. Jaren later kwam hij erachter, dat die hulp betrekkelijk was. Het was stil op straat en ook op de mobilofoon. Het leek alsof de hele stad moest wennen aan de herfst. De meeste mensen zaten vermoedelijk thuis met de kachel aan. Het was net na etenstijd. “404 komt u uit voor het HB” schalde het uit de radio. Hun gesprek verstomde abrupt. Hij pakte de spreeksleutel en antwoordde. “HB hier de 404. Zegt u het maar.” “Of u wilt gaan naar de Eerste Wittenburgerdwarstraat. Daar heeft een gestoorde weer eens zijn huisraad naar beneden gegooid”, luidde de opdracht van de meldkamer. “We zijn onderweg HB”, was zijn antwoord. Het was een melding waarvan ze er al talloze hadden gehad in hun loopbaan. De gestoorde was Kees, buurtgek van de Eilanden. Iedereen kende hem. Een opvallende verschijning die werd getolereerd zolang het goed met hem ging en hij geen overlast veroorzaakte. Maar nu was het herfst en de blaadjes vielen van de bomen. Dit had ook zijn weerslag op Kees. Elk jaar weer. Soms maakte hij het zo bont, dat hij een tijdje verdween. Gedwongen opgenomen. Nu was het weer raak en konden ze voor de zoveelste keer naar die gestoorde. Gestoorden, zo werden ze, mensen met een psychiatrische stoornis, door hem en zijn collega’s genoemd. Jaren later wist hij beter. Hij had het niet zo op gestoorden. De afhandeling kostte altijd veel tijd. Je nam zo’n iemand mee naar het bureau en daarna kon je uren wachten op de psychiater. Nog veel erger was het, als je in de woning van een gestoorde een eeuwigheid op de rijdende zielenknijper moest wachten. Hij vond het maar niks. Wat hij misschien nog wel erger vond was het onberekenbare en onvoorspelbare gedrag van een gestoorde. Er waren meer collega’s van hem om het leven gebracht door een gestoorde, dan door een echte crimineel. Boeven vangen, dat wilde hij en daar was hij voor aangenomen, vond hij. Ze kwamen de straat inrijden en zagen meteen de ravage. Grof vuil hoefde alleen nog maar gebeld te worden. Er lag een uiteen gespatte televisie, twee stoelen, een schemerlamp, een complete garderobe en ander huisraad verspreid over de stoep en de straat. Op 2-hoog stond het raam wijd open, het licht brandde niet en het was stil. Beangstigend stil. Hij hield op dat moment rekening met alle scenario’s. Zelfmoord of misschien nog wel erger. De gaskranen zouden open kunnen staan met alle gevolgen van dien. “HB de 404 is ter plaatse”, meldde hij het hoofdbureau en ze stapten uit. De benedenbuurman stond ze al op te wachten. Wijzend naar boven zei hij, “Kees” en schudde wanhopig zijn hoofd. Boven bleef het nog steeds stil. IJzig stil. Tot zijn opluchting werd er geen gas geroken. Ook niet toen hij boven was. Hij zou als eerste naar binnengaan en zij zou rugdekking geven. Zo hadden ze het afgesproken. De toegangsdeur stond open. Dat scheelde weer. Er hoefde geen deur ingetrapt te worden. Vanuit het halletje stond hij meteen in de woonkamer. Het was er aardedonker. Onmiddellijk knipte zijn collega haar zaklamp aan. Nadat zijn ogen aan het schijnsel van het licht in de donkere kamer waren gewend, zag hij waarin hij was beland. Een gestripte kamer met enkel een bed. Maar dat bed stond met matras en al op zijn kant in een hoek. In een paar seconden had hij de situatie in zich opgenomen. Maar waar was Kees. Het was nog steeds stil. Doodstil. De maglite deed zijn werk en scheen in het rond. Maar hij zag en hoorde nog steeds geen Kees. Tot die ene knal. Met grof geweld werd het bed omver geduwd en belandde met veel kabaal op de houten vloer. Daar stond hij, met in zijn hand een levensgroot slagersmes. De afstand tussen hem en de gestoorde was nog geen 2 meter. Voordat hij er erg in had, kwam Kees op hem afgestormd. Vervaarlijk grommend en met het schuim op zijn mond en met het mes in de aanslag. Alles ging razendsnel en tijd om na te denken was er niet. Schieten kon niet meer. Toen Kees vlakbij was, stapte hij instinctief opzij, pakte zijn arm en schoffelde hem onderuit. Het mes viel op de grond en werd weggetrapt. Op de grond bleef hij zich verzetten. Met pijn en moeite konden ze hem uiteindelijk boeien en afvoeren. Kees kreeg een IBS en werd weer voor een tijdje opgeborgen. Na de schriftelijke afhandeling mocht hij weer met zijn collega op de 404 en ging het gesprek weer verder over haar nieuwe huis. Drie jaar later werkte hij op een bureau in een ander district. Er was al een tijd niets meer gehoord van een man die in zijn wijk zou wonen, kreeg hij te horen. Hij ging erheen en onderzocht de melding. Daar hing hij, Kees. Hij bleek verhuist te zijn en ook in zijn district te wonen. Woonde, want Kees kon het leven niet meer aan. Hij leefde nog en dacht, weer een gestoorde minder. Nu weet hij beter. We lijken meer op elkaar dan iedereen denkt.

Meer lezen van Jaap kroon? Neem een kijkje op zijn blog.

10 reacties op “De gestoorde – een kort verhaal van Jaap Kroon

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s